't Meyerink (Zutphen)

Op deze pagina vindt u informatie over 't Meyerink.

Ligging

Aan de Leestenseweg 13 te Zutphen

Ontstaan

Rond 1600

Geschiedenis

Net ten zuiden van de rondweg om Zutphen wordt aan de Leestenseweg onze blik getrokken door de fraaie Geldersche gevel van 't Meyerink, die daar statig oprijst uit het boerenland. Boerenland, voor hoe lang nog? Binnen niet al te lange tijd maakt dit gebied waarschijnlijk deel uit van de nieuwbouwwijk Leesten en mist dit huis de noodzakelijk ruimte om zich heen.
Qua uiterlijk is het huis een boerderij, maar de rijke gevel spreekt die functie tegen en de geschiedenis van het huis leert ons, dat we hier te maken hebben met een eenvoudige landedelmanswoning, die kort na 1600 moet zijn herbouwd. Herbouwd, want onder het huis bevindt zich een kelder, even breed als de voorgevel zonder de lessenaarvormige aanbouw aan de linkerzijde. Die kelder maakt de indruk, behoord te hebben tot een kleiner en ouder gebouw, mogelijk een spieker. Oorspronkelijk is het gebouw omgracht geweest, maar in de achttiende eeuw was de gracht al gedempt. Toen was het gebouw reeds in gebruik als pachtboerderij en die bestemming zal er ook de oorzaak van zijn dat het gebouw zo gaaf tot ons gekomen is.
Conrad van Leesten is in 1378 bezitter van "'t goette Meyeringh met sijnen to behoren" en in 1473 behoort het behalve aan zijn zoon Henrick ook nog aan zijn kleinzoons Henrick en Conrait van Leesten en Kerstken Scherpinck en echtgenote. Het betreft hier een erfeniskwestie, die opgelost werd doordat laatstgenoemde de eerste drie schadeloos stelde. In 1504 draagt hij
't Meyerink over aan Johan de Rijcke.
Met het huwelijk van Anna van den Bylant genant de Rijcke in 1628 gaat het goed over in het geslacht Van Dorth en deze tak sterft in 1715 uit met Jan Derck. Hij laat het na aan zijn oomzegger Herman Gijsbert Ripperbant, die echter in 1757 het nalaat aan Reinder Engelbert van Dorth "als naaste mansoir (=mannelijke afstammeling) in de bloede van Herman Gijsbert Ripperbant".
Twee jaar later erft zijn oomzegger Theodorus Zeno van Dorth het, doch die verkiest 't Medler in Vorden als woonplaats. Toen zal 't Meyerink boerderij geworden zijn en een achttiende-eeuws handschrift meldt:"'t Is sedert lang een gemeen landmanswoning en de grachten voor jaren geslegt".
Maria Cornelia Theodora barones van Dorth tot Medler, gehuwd met Frederik Joseph Henri baron van Voorst tot Voorst, erfde het goed in 1875. Haar dochter Anna Josephine Frederica Gijsberta Maria ontving in 1939 bij boedelscheiding onder andere het huisperceel van 't Meyerink. In 1901 was zij in het huwelijksbootje gestapt met haar achterneef Adolphus Ludovicus Wilhelmus baron van Hugenpoth tot Aerdt en hun zoon Walraed Joseph Frederik Maria is de laatste van zijn geslacht en hij brengt zijn grondbezit onder in een stichting.
Wie nu gaat zoeken naar het Meyerink moet beseffen dat de naam niet gangbaar is. De pachter Peters heette "Peters van 't Klooster". Dat zal zich hebben laten verklaren met het spraakgebruik ten plattelande, waar men van mening was dat ieder oud gebouw een kasteel of klooster moet zijn geweest. Een andere naam voor de boerderij is "de Jonkerboer", af te leiden van het feit dat het huis van een adellijk huis geworden is tot een boerderij.
Maar het blijft een opmerkelijk huis, dat Meyerink!

Eigenaar/Bewoners

Huidige doeleinden

Privé bewoning

Toegankelijk

Huis en directe omgeving zijn niet toegankelijk, landgoed is overdag vrij te betreden.
Foto's
Bronnen Jan Harenberg -  "Eens bolwerk van de adel, kastelen en landhuizen in de Achterhoek en Liemers" (1999)