Huis te Vorden (Vorden)

Op deze pagina vindt u informatie over Huis te Vorden.

Ligging

Aan de De Horsterkamp 8 te Vorden

Ontstaan

Een vermelding over het kasteel vinden we in 1315

Geschiedenis

Zuidoostelijk van het dorp ligt het gelijknamige kasteel, van de Vordense kastelen het meest kasteelachtige en tot 2005 gemeentehuis.
Omstreeks 1271 overleed Willem van Vorden, maar of hij al een kasteelheer was, weten we niet. In 1315 was er wel een kasteel, want dat wordt in dat jaar door Steven van Vorden overgedragen aan zijn oom Dirk van Vorden.
Dirk van Vorden laat het goed na aan zijn zoon Willem. Deze heeft twee zoons en een dochter. De dochter , Bertrade geheten, trouwt in 1367 met Gerrit van Hackfort, de jongste zoon van haar buurman Jacob van Hackfort. Haar vader maakt dit huwelijk niet meer mee, hij overlijdt enkele jaren tevoren. Johan, haar oudste broer erft Vorden, maar hij bezit het slechts heel korte tijd, waarna Vorden vererft op de jongere broer Berend. Het huwelijk van Berend blijft kinderloos, hij beslist daarom dat na zijn dood Vorden moet komen aan zijn neef, de oudste zoon van zijn zuster Gertrude. De leenheer stemt in met dit besluit en verklaart dat huis Vorden en bijbehorende goederen zullen vererven op Jacob van Hackfort, gehuwd met Gertrude, of diens erven. Men zocht destijds de huwelijkspartners niet zo ver weg. Op die manier komt in 1405 het kasteel Vorden aan het geslacht Van Hackfort en zal dat blijven tot in de tweede helft van de zestiende eeuw.
Jacob´s achterkleinzoon Hendrik is de laatste Van Hackfort op Vorden, aangezien hij slechts twee dochters nalaat bij zijn dood in 1518, waarvan Catharina, gehuwd met Coen van Selbach het kasteel erft. Zij overlijdt echter kinderloos en Vorden gaat dan naar haar zuster Henrica, echtgenote van Hayo Ripperda. Maar haar moeder, Maria van Munster, was hertrouwd met Michiel van Eck en haar zoon Hendrik, heer van het Medler, uit dat huwelijk mede recht te hebben op de erfenis. Pas in 1620 deed het Hof van Gelre de uitspraak dat de Ripperda´s de rechtmatige eigenaren waren.
Terwijl het proces nog in volle gang is, woont Maurits Ripperda met zijn gezin op het kasteel. Maar op 23 november 1580 vallen plotseling Engelse soldaten in Staatse deinst het kasteel binnen en bezetten het. Er worden vernielingen aangericht en er wordt van alles en nog wat geroofd. Erger is dat zij de vrouw des huizes, haar kinderen en bedienden ontvoeren. Slechts tegen betaling van een losgeld zullen zij worden vrijgelaten. Maurits zelf krijgen ze niet te pakken, hij is op het fatale moment niet thuis. Kort na dit voorval wordt er brand gesticht in het kasteel, maar dan heeft het gezin al zijn intrek genomen in het Hof van Flodorff aan de Halterstraat 22 in Zutphen. Van daaruit vertrekt Maurits naar Groningen en keert pas in de loop van de jaren negentig terug naar Vorden. Omstreeks de eeuwwisseling wordt het gehavende kasteel hersteld.
Als Maurits in 1617 sterft komt Vorden aan zijn oudste zoon Adolf die de bezitting echter een paar jaar nadien overdraagt aan zijn broer Peter Vincent. Deze houdt Vorden evenmin erg lang.
In 1637, na zijn dood, komen kasteel en goed aan zijn achtjarig zoontje Maurits Herman. Twintig jaar later trouwt deze erfgenaam met Adriana Sophia van Renesse van Elderen. Een gietijzeren haardplaat in de oude raadzaal getuigt van dit in 1657 gesloten huwelijk.
Ook Maurits Herman krijgt te maken met een aanval op zijn kasteel. De oorlog met Spanje is weliswaar voorbij, maar in maart 1665 verklaart de Engelse koning Karel II de oorlog aan de Republiek der Verenigde Nederlanden. Om de vijand te verzwakken, haalt Karel II vijf maandenlater de bisschop van Munster, Christoph Bernard van Galen, over het oosten van ons land binnen te vallen. De twee sluiten een verdrag waarbij Karel II toezegt de soldij en werfkosten voor 20.000 voetknechten en 10.000 ruiters te betalen.
Van Galen zint deze overeenkomst wel omdat hij nu kans ziet zijn aanspraken op de heerlijkheid Borculo te verwezenlijken. Dit verwezenlijken geschiedt zeer krachtdadig. Nadat de bezetting van Borculo gelukt is, trekt de bisschop brandschattend verder de Achterhoek door, bezet Lochem, Doetinchem en kasteel Den Wildenborch en richt voorts vernielingen aan bij kasteel Vorden. Gelukkig raakt men de bisschop weer kwijt wanneer in het voorjaar van 1666 de vrede van Kleef wordt gesloten.
Maurits Herman overlijdt in 1689, er leeft van hem dan nog één zoon, Vincent Willem, die zijn vader echter maar heel korst overleeft en geen kinderen nalaat. Met de dood van Vincent Willem sterft deze tak in mannelijke lijn uit, maar de naam blijft, want zijn erfgenaam, zijn zuster Anna Margriet huwde in 1694 Willem Hendrik Carel Ripperda. Zeer kort na het huwelijk en de geboorte van haar eerste kindje sterft Anna Margriet en wordt haar zoontje Maurits Carel George Willem als kleuter van twee jaar beleend met Vorden. Zijn vader treedt op als voogd. In 1724 trout de inmiddels volwassen geworden Maurits Carel met Anna Maria Dorothea van Lintelo, bezitster van kasteel de Ehze in Almen.
Het huwelijk van Maurits Carel George Willem met Anna Maria Dorothea van Lintelo blijft  kinderloos. Bij zijn dood in 1751 liet hij Vorden na aan zijn ongehuwde nicht Sophia Amalia Maria van Gent. In verband met het maken vaan haar testament laat zij het gehele goed taxeren. Tussen 19 december 1757 en 30 maart 1758 wordt het hele terrein 'afgetreden'. Volgens de taxateurs zijn het kasteel en het bouwhuis zeer oud en zal de reparatie ervan veel geld gaan kosten, terwijl de inkomsten schaars zullen zijn. Het poortgebouw is in die jaren nog aanwezig, daarachter staat een koestal. Het bouwhuis uit 1713 wordt gebruikt als paardenstal.
Al in 1764 verwisselde zij het tijdelijke met het eeuwige; haar erfgename was haar achternicht Maria Margaretha Torck, douairière Rudolf Bernard Volkier graaf van Rechteren van Vellnenaer. Het bezit wordt de oude dame niet gegund. Frederik Borchard Lodewijk van Westerholt van Hackfort en Carel Casimir van Wittenhorst-Sonsfelt, mede als gemachtigde van zijn broer en twee zusters, menen op verschillende gronden aanspraak te kunnen maken op Vorden. Dat wordt Maria Torck te veel. Zij spant een proces aan regen dit zesdegraads familielid van Sophia van Gent, waarop Carel Casimir een volmacht laat opmaken, waarbij hij Mr. Otto Dijkhuis Wakker als behartiger van zijn zaken aanstelt. Maria Torck, inmiddels de zeventig gepasseerd, vraagt haar schoonzoon Frederik Willem van der Borch Van Verwolde haar bij te staan. Hij neemt dat op zich daarbij geholpen door Johan Hendrik Brass de latere eigenaar van de Kieftskamp.
Het gaat niet allemaal van een leien dakje. Op 27 augustus 1768 meldt Brass dat de heer Wakker voornemens is "te vercoopen twee swaere eyke boomen liggende omtrent den huyze Vorden en die voor drie jaren door de sterke wind omgewaayt zijn, waarvan naeders de publicatie aan het Wijnhuis aangeplakt gevonden". Bovendien verneemt Maria Torck fat er in de buitenvijver gevist is en dat Wakker de pachters op Vorden bij zich heeft geroepen om pacht te innen. Brass laat echter hoopvol weten dat er niet veel geld gebeurd is maar wel, dat "d'Hr. Wakker wederom nae Arnhem vertrokken is onder de belofte van in de groote vacantie wederom te sullen komen en alsdan alles reguleren". De grote vakantie van de heer Wakker is de periode waarop geen rechtszittingen plaatshebben dus wanneer het Hof op reces is.
Maria Torck is er nu helemaal niet gerust meer op dat het proces in haar voordeel zal aflopen. Beducht dat zij wel eens voor alle kosten die het proces met zich mee zal brengen aansprakelijk zal zijn ingeval ze verliest, besluit ze om het huis aan de Oeverstraat in Arnhem waar zij woont in onderpand te geven.
Ze heeft zich echter zorgen gemaakt om niets, want zij wint, maar jammer genoeg maakt ze dat niet meer mee. Als het Hof van Gelderland in 1772 uitspraak doet en de gedaagde, Carel Casimir, veroordeeld wordt de havezate Vorden te ontruimen, is Maria al twee jaar dood. Haar dochter en erfgename kan de goede afloop gaan vieren. Deze dochter Sophia Juliana van Rechteren is getrouwd met Frederik Willem van der Borch van Verwolde. Zij gaan op het kasteel wonen. Waarschijnlijk heeft dit echtpaar het voorpoortgebouw met het traptorentje laten afbreken en ook het vreemde aanbouwsel op het binnenplein laten weghalen. Zij overleed in 1782 en Vorden ging naar haar zoon Allard Philip Reinier Carel van der Borch van Verwolde.
Na 1782 werd het nauwelijks bewoond, daar de Van der Borch's eveneens het kasteel Verwolde bij Laren bezaten en daar ook woonden. Allard Philip komt er slechts om te jagen. Wel heeft hij de kelderverdieping verhuurd aan Gerrit Jan Norde, waarbij de huurder zich verplicht heeft dat deel zindelijk te bewonen en de rest van het huis schoon te houden en te luchten. Ook moet hij voor maaltijden zorgen als de baron onverwacht verschijnt met vrienden. Klein schilderwerk en reparaties worden uitgevoerd, maar desondanks raakt het huis in verval. Desastreus wordt de toestand pas wanneer de zoon van Allard Philip, Arend, het kasteel erft. Hij verwaarloost het volkomen, de verf gaat bladderen, de muren raken bemost, de gracht groeit dicht, de paden en lanen worden onbegaanbaar door het woekerende onkruid. Een bijna ondoordringbaar 'Grimmig' sprookjesbos omringt ten slotte het steeds meer aangetaste bouwwerk.
Aan deze onheilspellende situatie komt een einde wanneer de neef van Arend, de 21-jarige Paulus Anthony, gehuwd met  kasteel en landgoed in 1871 erft. De jongeman gaat voortvarend te werk. Het huis krijgt een grondige opknapbeurt en wordt ingericht tot een comfortabel woonverblijf. In 1873 is het gebouw grondig hersteld en gemoderniseerd zodat Paulus Antony van der Borch er met zijn vrouw Johanna Maria van Nagell er kunnen gaan wonen. Helaas werd toen de ingang verplaatst en werden er grote spiegelramen in het muurwerk gezet en verrees een nieuw koetshuis in neo-renaissance stijl.
Paulus Antony van der Borch, erfgenaam in 1954, ziet zich twee jaar later genoodzaakt om het landgoed te verkopen, de kosten van onderhoud en verbetering voor huis en landgoed zijn niet meer op te brengen. Eigenaar wordt dan de N.V. Landbouw- Bos- en Bouwexploitatiemij "De Renkumse Heide". De onderneming heeft vergaande plannen het landgoed te verkavelen in bouwpercelen, hoewel het bestemmingsplan van de gemeente nieuwe bebouwing in het betrokken gebied uitsluit. Als het niet mogelijk blijkt het bestemmingsplan te laten wijzigen en pogingen het bezit weer te verkopen geen resultaat hebben, breken zorgelijke tijden aan.
Hoewel er noodzakelijke onderhoud wordt verricht verpaupert het gebouw en zijn onmiddellijke omgeving in toenemende mate. Er wordt ingebroken, antieke koperen deurplaten worden gesloopt en gestolen, bruggen op het terrein beschadigd en zelfs geheel afgebroken, ramen sneuvelen aan de lopende band. Eindelijk komt het zover dat het gebouw door een prikkeldraadversperring moet worden beschermd.
Na het faillissement van deze N.V. wordt de Stichting "Het Geldersch Landschap" in 1974 eigenares van het kasteel en het landgoed, zo'n 80 ha groot. Het kasteel wordt direct doorverkocht aan de toenmalige gemeente Vorden die er een nieuw raadhuis wil vestigen. Een grondige restauratie in 1976 volgde, maar de veranderingen van 1873 mochten niet ongedaan gemaakt worden, aangezien die ook weer bouwhistorie waren. In 1978 wordt het huis officieel in gebruik genomen.
Tot 2004, toen de zelfstandige gemeente Vorden op ging in de nieuwe gemeente Bronkhorst, is het kasteel in gebruik geweest als gemeentehuis en werd er naar een nieuwe eigenaar gezocht.
In 2004 kocht het Rosendaelse echtpaar Rodink het kasteel en liet het grondig in oude stijl herstellen waarna het geëxploiteerd wordt als Bed&Breakfast hotel. Na een echtelijke scheiding in 2009 zet mevrouw De Rouw de exploitatie hiervan voort.

Eigenaar/Bewoners

Mevrouw De Rouw

Huidige doeleinden

Het kasteel wordt geëxploiteerd als Bed&Breakfast hotel, het koetshuis en de boerderij worden verhuurd.

Toegankelijk

Kasteel is toegankelijk voor bezichtiging, INFO: http://www.kasteelvorden.nl
Foto's
Bronnen Jan Harenberg -  "Eens bolwerk van de adel, kastelen en landhuizen in de Achterhoek en Liemers"  (1999)
Annet Tengbergen - "De Acht Kastelen Van Vorden" blz: 115-137 (1988)
Frank Keverling Buisman - "Kastelen in Gelderland" blz:164-169 (2013)