Wesenthorst (Ulft)

Op deze pagina vindt u informatie over Wesenthorst.

Ligging

Aan de Wesenthorstlaan 1 te Ulft

Ontstaan

Voor 1370

Geschiedenis

Ingeklemd in een moderne woonwijk tussen Ulft en Gendringen kunnen we het restant van het kasteel Wesenthorst vinden.
Al heel vroeg komt een voornaam geslacht Van Wesenthorst voor en het vermoeden bestaat dat zij uit een jongere tak van het grafelijke huis Loon stamden. Zij noemden de toch bepaald niet onaanzienlijke heren van Bergh "lieve neef", hetgeen niet direct op verwantschap hoeft te duiden, maar zo spraken standgenoten elkaar in de middeleeuwen nu eenmaal aan.
In een tekst uit 1145 worden zij genoemd als getuigen ter bekrachtiging door Keizer Koenraad III van de schenking van Wester- en Oostergo aan de kerk van Utrecht. De tekst noemt "Alardus de Wissenhurst et frater ejus Winemarus" oftewel Alard van Wesenthorst en zijn broer Wenmaer. Wenmaer noemt zich al Van Dyedem (DiDam) en hij moet de stamvader zijn van het thans nog levende geslacht der baronnen van Dedem.
De naam Wesenthorst wordt op verschillende manieren geschreven: Wisenhurst (1145); Widenhurst (1153); Wisenthurst (1155); Witenhurst (1200). Arnt van Wesenthorst komt in 1209 voor als getuige voor de Utrechtse bisschop; in datzelfde jaar een Winrick en eveneens een Winrick in 1279, 1282 en 1329. Allen zullen zij te maken hebben gehad met het goed van die naam.
In de jaren 1335 tot 1350 trachtte Adam, heer van den Bergh, zijn positie in het Gendringse te verstevigen en in 1350 verklaren Egbert en Beatrix van Wesenthorst dat zij voor hun erfrecht door de heer van den Bergh betaald zijn. Heeft Bergh met dit erfrecht het gehele goed verworven? Waarschijnlijk niet, want in 1370 geeft Willem van den Bergh, Adam's zoon, de Wesenthorst in leen uit aan Gerd van Kortenhorn, geheiten Coelthof, die mogelijk het andere deel verworven had. Met deze verkoop verdwenen de van Wesenthorst's uit deze streken; in Duitsland leven zij nog voort in het geslacht van de Freiherren von Wittenhorst-Sonsfeld.
Zo'n vijftig jaar blijft de Wesenthorst aan de van Cortenhorn's. Van Gerd gaat het goed in 1417 over op Johan, vermoedelijk zijn zoon, die het verkoopt aan Wichard van Medevorden, die er in 1422 mee wordt beleend. Al in 1448 blijkt hij het verkocht te hebben aan Reynalt van Aeswyn.
Twaalf jaar later is Reynalt overleden en zien we zijn zoon Johan op de Wesenthorst. Van Johan vererft het goed in 1524 op diens oomzegger Frederik van Aeswyn en wel na de dood van diens vader Reyner, die na de dood van zijn broer Johan verzuimd had de belening aan te vragen.
Frederik overleed vrij jong en de Wesenthorst vererfde toen op zijn moeder Agnes van Ulft, erfgename van de Kemnade en het huis te Gramsbergen in Overijssel. Zij droeg de Wesenthorst op aan haar zoon Reyner, die de Kemnade en - na veel geharrewar - ook Gramsbergen zou krijgen. Na Reyner's overlijden gaat het goed naar zijn zoon Reyner, die er in 1558 mee beleend wordt. Na hem komt Anthonie, die gehuwd is met Margaretha Torck van Nederhemert en hij zal de laatste van Aeswyn op Wesenthorst zijn. Hij was verder nog heer van Brakel, Sterkenburg, etcetera. Hij wordt in 1647, kort na zijn huwelijk, in het bos van zijn kasteel Sterkenburg bij Driebergen vermoord gevonden, welke moord nooit opgehelderd is.Na zijn dood werd een dochter geboren, Antonetta van Aeswyn, zij erft zijn omvangrijke bezit. Zij huwde Gijsbert van Mathenesse, heer van Mathenesse, Riviere, Opmeer en Souteveen, maar zij overleed reeds op 22-jarige leeftijd en ook haar beide kinderen stierven nog geen half jaar oud.
Toen kon de strijd om de rijke erfenis beginnen. De Wesenthorst kwam in 1670 aan Gijsbert's neef Willem van Mathenesse. De verdeling van de nalatenschap verliep echter niet probleemloos, want in 1670 werd ook Adriana van Aeswyn, douairière van Baxen van Harmelen beleend en het jaar daarop liet Margaretha van Valckenaer zich belenen, na de dood van haar zoon Willem van Mathenesse van Rasquert. Tien jaar later volgt de belening van Johanna Maria van Baxen, echtgenote van Winandt van Renesse tot den Poll en dan blijkt dat Maria Gisberta van Bronckhorst voor 1/3 gerechtigd is. Het gaat nog een tijdje door: In 1718 volgen de beleningen van Maximiliaan Jacob van Renesse tot ter Aa, Maria Gisberta van Bronckhorst, douairière van Heerdt, en Heylwich van Bronckhorst, douairière van Thienen voor 1/3 deel. Maria Gisberta is de dochter van Cornelis van Bronckhorst en Agnes van Aeswyn en Heylwich zal haar zuster zijn geweest. In 1738 treedt Maximiliaan Jacob van Renesse als overwinnaar te voorschijn en is hij alleenbezitter.
In 1738 vererft het goed op het geslacht Van Reede tot den Parckeler, die het niet lang bezeten hebben, want in het begin van de negentiende eeuw behoort de Wesenthorst aan mevrouw E.C. de Haas, wiens erven het laten veilen, waarna Jan Hendrik te Grotenhuis eigenaar wordt. Door huwelijk worden in 1871 de Stokman's eigenaar, totdat in 1979 de heer Hendrikus Garhardus Varwijk het huis kocht, teneinde het voor sloping door de toenmalige gemeente te behoeden.
Het kasteel werd vanaf omstreeks 1600 niet meer door de adellijke eigenaren bewoond en daalde af tot rentmeesterwoning en pachtboerderij, waarbij de overbodige bouwdelen in de loop der eeuwen werden afgebroken. De aftakeling tot boerderij komt het beste tot uitdrukking in de veilingadvertentie van 1863:
"Het plaatsjen de WESENTHORST, gelegen in de gemeente Gendringen, nabij het dorp; bestaande in een BOUWMANSWONING (vroeger een vleugel van het oud adellijk slot Wezenthorst.) met anexe Schuur en Stallingen."
Bij de restauratie zijn tijdens graafwerkzaamheden diverse bouwsporen van de afgebroken gedeelten van het kasteel gevonden. Men vond palen van een vermoedelijke grondkering, die misschien uit de veertiende eeuw stamt. De stenen keermuur kan uit het einde van die eeuw dateren, evenals het restant van de poorttoren, dat deel uitmaakt van de linkerzijgevel van het huidige huis, dat zelf waarschijnlijk uit de vijftiende eeuw stamt. Op diverse plaatsen zijn sporen van dichtgemetselde vensters waar te nemen. De fundamenten van de verdwenen bouwdelen zitten nog in de grond. De grachten, die het complex eens omringden, zijn reeds lang geleden gedempt.

Eigenaar/Bewoners

Dhr. H.G. Varwijk

Huidige doeleinden

Privé bewoning

Toegankelijk

Huis en tuin zijn niet toegankelijk
Foto's
Bronnen Jan Harenberg - "Kastelen in Oost-Gelderland" blz.52-57 (1993)
Jan Harenberg - "Eens bolwerk van de adel, kastelen en landhuizen in de Achterhoek en Liemers" (1999)
Jan Harenberg - "Kastelen in Gelderland" blz. 393-394 (2013)